BFT richt vizier op adviseurs van internationale structuren

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) kondigde vorige week aan in 2026 een themaonderzoek te starten naar adviseurs die betrokken zijn bij internationale structuren.[1] Volgens het BFT gaat het om complexe bedrijfs- en financiële structuren die grensoverschrijdend opereren en daardoor kwetsbaar zijn voor misbruik. De toezichthouder wil beoordelen of deze adviseurs hun poortwachtersrol onder de Wwft naar behoren vervullen.

Welke adviseurs kunnen een onderzoek verwachten?

Het onderzoek richt zich op adviseurs van vennootschappen met internationale complexe eigendomsstructuren of vestigingen in hoogrisicolanden.[2] Op basis van open bronnen en indicatoren heeft het BFT een selectie gemaakt van vennootschappen binnen dergelijke structuren en de adviseurs die daarbij betrokken zijn. De geselecteerde kantoren zullen een aankondigingsbrief met vragenlijst ontvangen. Die vragenlijst zal naar verwachting vergelijkbaar zijn met eerdere toezichtsonderzoeken. Bij dergelijke onderzoeken stelt het BFT vragen over het risicobeleid, de identificatie van cliënten en UBO’s en de aanwezige meldprocedures voor ongebruikelijke transacties.

De beantwoording van deze algemene vragen kan doorgaans worden gebaseerd op het kantoorhandboek en de bijbehorende procedures. Belangrijk is hierbij wel dat beleid en praktijk op elkaar aansluiten. Te verwachten is dat het BFT dit keer ook inzoomt op individuele cliënten met vragen als:

  • Hoe heeft u de UBO’s vastgesteld?
  • Wat is het risicoprofiel en hoe is dit bepaald?
  • Hoe heeft u de herkomst van het vermogen beoordeeld?
  • Welke risicobeheersingsmaatregelen zijn er getroffen?

Dossiers dienen dan ook actueel te zijn, (verscherpt) cliëntenonderzoek moet aantoonbaar zijn uitgevoerd en risico-inschattingen moeten volledig zijn vastgelegd. Dat bij een enkele tekortkoming de consequenties al enorm kunnen zijn, blijkt uit de boete van € 1.300.000 voor een accountantskantoor dat volgens het BFT verzuimde één ongebruikelijke transactie te melden.[3]

Het toezichtsonderzoek

In de aankondigingsbrief wijst het BFT meestal ook op de medewerkingsplicht van art. 5:20 Awb. De gevraagde informatie moet in beginsel worden verstrekt en het (meermaals) niet nakomen van die verplichting kan (eveneens) leiden tot een forse boete.[4]

Bij de beantwoording van de vragen is van belang te beoordelen of werkzaamheden al dan niet onder de (proces)vrijstelling van art. 1a lid 5 Wwft vallen. In die situatie vallen de gevraagde gegevens, correspondentie, facturen en aantekeningen buiten de informatieverplichting en de meldplicht is alsdan evenmin van toepassing.

Met dit themaonderzoek onderstreept het BFT zijn focus op de internationale adviespraktijk. Mijn ervaring is dat een gedegen voorbereiding op het toezichtsonderzoek een must is, waarbij een evaluatie van de huidige Wwft-processen en cliëntendossiers zeker niet kan ontbreken.


[1] BFT start themaonderzoek naar adviseurs van internationale structuren, d.d. 13 november 2025.

[2]  Bijvoorbeeld regio’s die door de Europese Commissie en de Financial Action Task Force (FATF) zijn aangewezen als staten met ernstige tekortkomingen in hun systemen tegen witwassen en terrorismefinanciering.

[3] Het bezwaar tegen het boetebesluit is begin dit jaar afgewezen.

[4] Zo legde de AFM recent een boete op van maar liefst € 500.000 voor het niet nakomen van art. 5:20 Awb. Overigens oordeelde Rechtbank Rotterdam naar mijn mening terecht dat deze boete niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding en stelde de boete vervolgens vast op € 100.000 (Rechtbank Rotterdam 2 juni 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:10559).

Geschreven door:

mr. P.J. Draijer

Deel dit artikel

Kennisbank

Meer artikelen & actualiteiten